Direct naar artikelinhoud
Essay

Wijsheid voor alle kleuters

Volgens filosoof Peter Sloterdijk is de belangrijkste functie van een school het bieden van 'tussenruimte', 'vrij van openbare bezigheden'.

Filosofieonderwijs is geen luxeproduct voor wat vwo-scholieren, maar essentieel voor alle schooltypen. Voorzien we kinderen daar niet van, dan is de kleuter van nu in 2032 een hulpeloze burger in een uitgeklede democratie, betogen vier filosofen.

Onlangs lanceerde Sander Dekker, staatssecretaris van onderwijs, het Platform #Onderwijs2032. Een platform waarop de burger mag meedenken bij het herzien van het curriculum van het basis- en voortgezet onderwijs. De gestelde vraag: wat moet de kleuter van nu allemaal leren om klaar te zijn voor 2032?

De nationale brainstorm leverde een overdonderende roep om aandacht te besteden aan 'persoonsvorming', via bijvoorbeeld filosofie, mindfulness en creativiteit. Volgens Paul Schnabel, de voorzitter van het platform, duidt dit op een 'spiritueel tekort' in de samenleving.

Nu vinden wij spiritualiteit nogal een containerbegrip, maar Schnabel heeft gelijk als hij met dit tekort doelt op de mode om de zaken van de geest te beschouwen als louter bijkomstig amusement in een wereld die uiteindelijk draait om harde feiten, rendement, efficiency, nut, meetbaarheid en marktprincipes. Een 'spiritueel tekort' dat na de zoveelste bezuinigingen bij de verschillende Nederlandse faculteiten geesteswetenschappen onlangs terecht leidde tot de Bungehuis- en Maagdenhuisbezetting in Amsterdam.

Het ongewisse
Om te voorkomen dat dit zogenaamde spirituele tekort in 2032 niet is opgelopen tot een spiritueel failliet, pleiten wij voor een veel steviger plaats van het vak filosofie in het basis- en middelbaar onderwijs dan nu het geval is. Wordt dat vak dan al onderwezen? Precies, de vraag is het antwoord: nog lang niet voldoende.

Het belang van filosofie toont zich onmiddellijk in de vraag waar we in de toekomst klaar voor moeten zijn, want filosofie is bij uitstek de oefening met wat de toekomst het meest kenmerkt: het ongewisse. We weten nooit wat de toekomst brengt en onze omgang met deze onwetendheid is het best uitgedrukt in het filosofische adagium van Socrates: ik weet dat ik niets weet. Maar, denkt u nou misschien, we weten toch wel wát? Bijvoorbeeld dat sociale media, robots en big data een steeds grotere rol in de samenleving krijgen, en we weten toch ook dat het kapitalisme nog altijd terrein wint, en dat sociale en geloofsgemeenschappen steeds minder hecht zijn.

Ja, klopt, dat weten we omdat dat al aan de hand is. Maar wat dat voor uitwerking zal hebben op onze wereld én welke gebeurtenissen de geschiedenis een wending gaan geven, dat blijft ongewis. En met die onzekerheid moet de kleuter van nu straks ook nog overweg kunnen. En dat is geen overdreven punt van zorg gezien de steeds lagere leeftijd voor een burnout (ruim driekwart van de tieners zit al op het randje, signaleren Annemieke Ruggenberg en Lotte Stegeman in hun boek 'Stoppen met stressen').

Het belang van filosofie toont zich onmiddellijk in de vraag waar we in de toekomst klaar voor moeten zijn
Staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs.

Vanzelfsprekend bereiden ook alle andere disciplines ons op een of andere wijze voor op de toekomst, de historicus kan leerzame verbanden leggen met eerdere historische overgangen, de econoom kan een winstwaarschuwing geven, de geoloog peilt de fossiele voorraad, de informaticus onderhoudt het sociale netwerk van de hedendaagse individualist en de medische zorg waakt over de lengte van onze toekomst, maar alleen filosofie kan uit de weg met de zingevende vragen waar de individualist van nu al mee tobt.

Nieuwsgierige houding
Want dat tobben blijft, ook als je helemaal bent uitgerust met alle mogelijke zogeheten 21st century skills. "Naast taal en rekenen en de kernvakken", schrijft Kennisnet hierover, "zijn de competenties samenwerken, creativiteit, ict-geletterdheid, communiceren, probleemoplossend vermogen, kritisch denken en sociale en culturele vaardigheden van belang. Ook een betrokken, ondernemende en nieuwsgierige houding komen van pas in de 21ste eeuw."

Dat klinkt heel compleet, maar zonder filosofie betekent 'kritisch denken' helaas niet zoveel. In het dagelijks taalgebruik kennen we 'kritiek' vooral uit de betekenis dat jij vindt dat het anders moet. In het vak 'critical thinking' zoals dat uit Amerika en Engeland is overgewaaid, gaat het al veel verder met argumenteren en logisch redeneren. Maar nog steeds is dat niet de 'Kritik' die de beroemde Duitse Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant voor ogen had, afkomstig van het Griekse krinein dat 'scheiden' of 'afzonderen' betekent.

Kant, en later ook bijvoorbeeld Wittgenstein, wilde dat wat we kunnen weten, scheiden van dat wat we niet kunnen weten; het wis en waarachtige van het ongewisse. En dat is iets anders dan een rijtje vaardigheden beheersen, en ook iets anders dan een bibliotheek vol theorieën. Het is een voortdurende geestelijke oefening, waarbij het denken zonder vooropgezet doel over het denken zelf denkt.

Betrekkelijkheid
Dat kan op alle onderwijsniveaus met vragen als: Kun je denken zonder taal? Zien wij dezelfde kleur als we iets blauw noemen? Hoe is het om een vleermuis te zijn? Als een vlieg de wereld heel anders ziet, hoe ziet deze wereld er dan écht uit? Op geen enkele vraag is een antwoord mogelijk, maar het inzicht in de betrekkelijkheid van onze eigen perspectief wordt er wel groter van.

Zonder filosofie betekent 'kritisch denken' helaas niet zoveel

Oefeningen om zonder vooropgezet doel te leren denken zijn niet alleen aan leerlingen welbesteed; ook de minister en de staatssecretaris van onderwijs zouden er baat bij kunnen hebben, getuige hun opvatting over het ongewisse. In het rapport 'Wetenschapsvisie 2025, Keuzes voor de toekomst' merken ze in een bijzin op dat wetenschap weliswaar 'per definitie een zoektocht is naar het onbekende', maar alleen om soms te kunnen vaststellen dat onderzoek 'uiteindelijk toch niet heeft gebracht wat we ervan hoopten'.

Het is mooi dat er tenminste nog een marge is voor mislukking, maar uit de rest van het rapport blijkt vooral dat wetenschap in behoeftes moet voorzien ('wisselwerking met vragen, verwachtingen en prikkels uit de samenleving') en wat moet opleveren. "Het afleggen van verantwoording over de relevantie van onderzoek" noemt het "nog meer dan vroeger ook onderdeel van de aard van wetenschap."

En de nadruk die staatssecretaris Dekker kort geleden nog op de kosten van de zittenblijvers legde ('500 miljoen euro per jaar') en over zijn inzet om toptalent beter te laten renderen wijst erop dat de vraag wat een scholier nu moet leren om in 2032 goed te functioneren, de vraag is naar de bekende weg van winstgevend onderwijs.

Crisis
Filosofe Martha Nussbaum heeft in 'Niet voor de winst' (2011) overtuigend laten zien hoezeer de geesteswetenschappen nodig zijn voor een vitale samenleving die zichzelf vernieuwt en overdenkt. Het onderwijs is volgens haar wereldwijd in een crisis door de focus op het nuttige, het economisch winstgevende, en niet op het leren de wereld te begrijpen en te interpreteren.

Dat is gevaarlijk voor het functioneren van de democratie, want die werkt alleen als burgers zelfstandig kunnen denken, dat wil zeggen mondig, empathisch en reflexief. Een samenleving met een filosofisch tekort is een armoedige samenleving.

Het onderwijs is volgens Nussbaum wereldwijd in een crisis door de focus op het nuttige, het economisch winstgevende
Wijsheid voor alle kleuters

Ook filosoof Peter Sloterdijk waarschuwt voor deze crisis in het onderwijs. De belangrijkste functie van de school is volgens hem het bieden van een 'tussenruimte', die nog doorklinkt in het Griekse scholè, 'vrij zijn van openbare bezigheden'. Als school niet meer in deze tussenruimte voorziet wordt het een schakeltje in een compleet uitgedacht ideologisch of economisch systeem. Het leert dan niet oplossingen te zoeken voor de ongewisse problemen die zich, dat is zeker, zullen aandienen. Sloterdijk: "Een goede school leidt op voor een samenleving die er nog niet is."

Succesvolle lobby
De onlangs overleden voormalig Denker des Vaderlands, René Gude, wees in verschillende publicaties op deze onderwijsopvatting van zijn vriend Sloterdijk. Zelf is Gude, naast hoofdredacteur van Filosofie Magazine en directeur van de Internationale School voor Wijsbegeerte, een van de voortrekkers geweest bij de invoering van het vak filosofie in de tweede fase, de onderwijsvernieuwing in het voortgezet onderwijs in de jaren negentig van de vorige eeuw. Dat was een succesvolle lobby: het vak is daarna op havo en vwo uitgegroeid tot een volwaardig vak waarin elk jaar een paar duizend leerlingen examen doen.

Maar op het geheel van alle leerlingen in Nederland is dat nog steeds maar een klein percentage. Op het vmbo (waar de meeste scholieren naartoe gaan) bestaat filosofie praktisch niet en maar grofweg een kwart van de havo-vwo-scholen biedt het vak aan. Dan zijn er nog enkele basisscholen waar wat gefilosofeerd wordt met kinderen, maar meestal niet structureel en professioneel, en soms nauwelijks te onderscheiden van een anti-pestproject of van het wekelijkse kringgesprek.

We moeten zien te voorkomen dat filosofie bezwijkt onder de overvolle agenda voor het onderwijs in 2032 en opkomen voor een vaste plaats voor het vak in alle onderwijsvormen - ook op de basisschool, ook op het vmbo.

Het antwoord op de vraag wat de kleuter van nu moet leren voor de wereld van 2032, is dus niet alleen dát waar behoefte aan is, maar vooral dat wat nodig is om van een kleuter een democratische burger te maken die in 2032 kan meedenken over hoe zijn toekomstige wereld eruit zou moeten zien.

De vier auteurs zijn filosoof. Eva-Anne le Coultre is vakdidacticus wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit Groningen; Stine Jensen werkt als programmaker voor Human; Frank Meester is verbonden aan het lectoraat filosofie en beroepspraktijk van de Haagse Hogeschool; Coen Simon is schrijver.

We moeten zien te voorkomen dat filosofie bezwijkt onder de overvolle agenda voor het onderwijs in 2032