Grieken

In Griekenland begint de eerste grote beschaving van Europa. Rond 800 voor Chr werden er al munten geslagen en werd het schrift “opnieuw ontdekt”. Griekenland bestond toen uit allerlei staatjes. Die staatjes werden stadstaten genoemd.

Die stadstaten hadden allemaal dezelfde taal en godsdienst, maar ze hadden eigen wetten, geld en goden. De Grieken waren sterk op zee en daardoor gingen ze ook op andere plaatsen wonen.  Deze gebieden zijn dus door de Grieken “ingepikt”. We noemen die gebieden “kolonies”. Uit de kolonies werden belangrijke handelsprodukten gehaald, zoals graan, slaven, glaswerk, hout en stoffen.

Het Griekse landschap ziet (en zag) er zo uit. Het was er erg warm. Er stonden veel olijfbomen, omdat die goed tegen de warmte konden.

Een aantal Griekse schepen zijn gezonken in de zee. Regelmatig worden er vondsten gedaan en worden er oude Griekse spullen gevonden, zoals een amfoor. Een amfoor is een Griekse pot/vaas.
Het mooiste Griekse aardewerk werd gemaakt in de stad Athene. Het aardewerk werd versierd met tekeningen. Daardoor weten we veel van de Griekse cultuur.

Na de tijd van de Grieken waren de Romeinen het belangrijkst. Die Romeinen namen veel dingen van de Grieken over, zoals veel goden, maar ook de letters. Toen de Romeinen in ons land kwamen, brachten ze dus het alfabet mee. Het woord “alfabet” komt trouwens van de eerste twee letters van de grieken. De “a” heette “alfa” en de “b” heette “bèta”. De letters die je hierboven ziet, zijn hoofdletters. De kleine letters zagen er soms anders uit.

De Oude Grieken waren goede bouwers. Ze wisten veel van architectuur (bouwkunst) af. Hiernaast zie je de Dorische bouwstijl. De lange pilaren (die zuilen heten) zijn op het eind heel simpel plat. Zo’n zuil bestond uit meerdere stukken, die op elkaar gestapeld waren. Het platte gedeelte wordt het kapiteel genoemd.

Later kwamen de Ionische zuilen. Ze waren smaller dan de Dorische. De kapitelen zijn nu versierd met een krul. Die krul wordt een volute genoemd.

Nog later, in de tijd van de Romeinen, kwam er een meer versierde stijl. Deze stijl wordt de Korintische stijl genoemd. de Kapitelen waren uitgehouwen in de vorm van acanthusbladeren. deze werden in de Romeinse tijd erg populair.

Iedere stadstaat of streek had zijn eigen munten. De meest bekende munt is de “uil”. Deze munt werd uitgegeven door de stadstaat (polis) Athene. de uil was het symbool van de godin Athena. Die verschillende munten gaven soms nog wel eens problemen bij het handelen.

Hoe werd een stadstaat bestuurd ? Iedere stadstaat (polis) had zijn eigen bestuur. Het bestuur maakte de wetten. Alle mannen van de polis konden in het bestuur komen, maar dan moesten ze wel gekozen worden. Dus ook arme mannen hadden een kansje. Vrouwen, slaven, kinderen en buitenlanders mochten niet stemmen of meebeslissen. Als er iets besloten moest worden, kwam men bijeen op de agora (marktplein). Daar werd dan gestemd.

Het woord “democratie” komt van het Grieks. “Demos = volk”, “cratie = beslist”. Democratie is dus een bestuursvorm waarbij (de meerderheid) van het volk beslist. Alleen waren dat in de Griekse tijd alleen maar mannen. Gemiddeld werd er om de 9 dagen een algemene vergadering gehouden, waarbij zo’n 5.000 of 6.000 mannen aanwezig waren.

Het bestuur van de polis kon dus allerlei wetsvoorstellen doen. Maar soms waren de mensen ontevreden, omdat bijvoorbeeld het stadsbestuur een verkeerde beslissing had genomen. Dan bestond er een maniertje om iemand uit het bestuur weg te stemmen. Dit systeem heet het “ostracisme” Alle stemmende mannen mochten op een potscherf de naam van een bestuurslid krassen. Alle potscherven (“ostraca”) werden geteld. De naam die het meeste voorkwam, moest de stadstaat voor 10 jaar verlaten.

Het democratisch systeem veranderde langzaam. Om alles nog eerlijker (democratischer) te maken, veranderde Cleisthenes rond 500 v. Christus het democratische systeem van Athene. Athene en het land dat er omheen ligt, werd Attika genoemd. Cleisthenes verdeelde Attika in 30 dorpen.(=demes) Er waren 3 soorten dorpen(demes) : 10 dorpen aan de kust (kustdemes), 10 grote dorpen (stadsdemes) en 10 plattelandsdorpen (binnenlandse demes).

Deze 30 dorpen werden verdeeld in groepjes van 3. Steeds 1 kustdemes, 1 stadsdemes en 1 binnenlandse demes bij elkaar.Zo’n groepje van 3 werd een “stam” genoemd. Er waren dus 10 stammen. Uit iedere stam werden 50 mensen gekozen. Deze 50 mensen kwamen in de “raad van 500” Als je in de Raad van 500 zat, kon je belangrijke taken krijgen.

Goden

Oorlog

Maatschappij