Flipping ridders
 
(Advertentie)
(Advertentie)

Ga zelf op zoek naar de woorden die je moet invullen in de filippine.

 

Antwoordblad

Ridder is een middeleeuws woord voor ruiter, of paardrijder. Dus soldaten die vochten op hun paard. Ze vochten voor hun baas: meestal een koning, een prins, hertog of andere edelman. Er waren veel oorlogen en aanvallen op kastelen onderling. En daar moesten de ridders aan te pas komen. Als beloning voor hun werk kregen ridders vaak een eigen stuk land. Daar konden ze een huis bouwen: een kasteel.


Als je vader een ridder was en je was een jongen, dan kon je zelf ook ridder worden. Zo’n jongen ging dan op 7-jarige leeftijd als page naar een ander kasteel, waar hij veel moest leren; goede manieren, vechten en nog veel meer. Als hij 14 jaar was werd hij schildknaap. Hij hielp dan de ridder met van alles en nog wat. Na 7 jaar oefenen, en als hij zelf 21 jaar was, kon hij zelf ridder worden.


De ridders moesten goed kunnen vechten in de strijd. Daarom oefenden ze vaak.
Er werden toernooien georganiseerd, met verschillende soorten gevechten.
Het steekspel was het bekendste en heel populair, ook bij alle toeschouwers.
De ridders zaten op een paard.
Ze moesten met een lans proberen de tegenstander uit het zadel te lichten.
De uiteindelijke winnaar kreeg een prijs.


(Advertentie)

Ridders droegen vaak een maliënkolder. Zo’n ‘ijzeren vest’ hield de slagen van zwaarden over het algemeen goed tegen en pijlen van een kleine pijl en boog ook. Maar toen de ‘langboog’ was uitgevonden was dat wel even anders. Zo’n pijl ging dwars door een maliënkolder heen en zorgde voor grote verliezen in een veldslag.


Een gezellige illustratie uit een kinderboek, waarschijnlijk. Zo ging het er over het algemeen niet aan toe. Ridders in harnas, die zelf op hun paard klommen. Dat kon helemaal niet, daar werd een takel voor gebruikt, want het harnas zelf woog al minimaal 40 kilo. Normaal hadden ridders wel een maliënkolder aan als ze bijvoorbeeld op patrouille gingen.


De kleuren en afbeeldingen die op een schild gebruikt worden hebben speciale streepjes, een speciale naam en een speciale betekenis.
Geel (goud) = wijsheid en rijkdom.
Wit (zilver) = trouw. Rood (keel) = moed en opoffering. Blauw (lazuur) = waarheid en wetenschap. Zwart (sabel) = kracht en gevaar. Groen (sinopel) = hoop en mildheid. Paars (purper) = waardigheid.


In een kasteel was er ook een speciale ‘vrouwenkamer’. Hier konden de vrouwen en adellijke meisjes/dochters samen handwerken, converseren (kletsen) en lezen (als ze dit geleerd hadden).
Meisjes bleven dus bij hun moeder op het kasteel en leerden van haar alles wat ze moesten weten om later zelf leiding te kunnen geven op een kasteel als ze eenmaal getrouwd was.


(Advertentie)

Een banket in de ridderzaal. Eens in de zoveel tijd liet de kasteelheer in de ridderzaal een banket opdienen. Belangrijke ridders en andere mensen werden hierbij uitgenodigd. Er werd muziek gemaakt en er waren soms ook acrobaten, toneelspelers en een minstreel. Er werd gefeest en veel gegeten en gedronken.


(Advertentie)

Download de woordzoeker, kruiswoordpuzzel of andere puzzel van deze Flipping-pagina.
De afbeeldingen die je op deze Flipping-pagina ziet, kun je omdraaien door erop te klikken.
In de tekst kom je woorden tegen, die je ook kunt vinden in de puzzel die je gedownload hebt. Bij een woordzoeker lees je een zin als je alle woorden hebt ingevuld.
Voor je juf of meester is er ook een antwoordblad 


Slecht nieuws voor meisjes. Eigenlijk alleen jongens konden later ridder worden. Hun vader moest ook wel ridder zijn. Er werden (in het begin) geen dames in het wereldje van de ridders toegelaten. Vrouwelijke vechters waren er (bijna) niet. Er is maar één vrouwelijke ridder heel beroemd geworden: Jeanne d’ Arc in Frankrijk. In haar strijd tegen de Engelsen.


Een schildknaap van 21 jaar kon zelf ridder worden.  Voordat hij tot ridder geslagen werd moest de schildknaap de hele nacht opblijven en bidden in de kapel van het kasteel. Als hij in slaap viel, dan was hij nog niet geschikt om ridder te worden. Bleef hij wakker, dan werd hij de volgende dag tot ridder geslagen.
Meestal door de edelman, die de baas was van het kasteel.


Om te oefenen werden ook grote schijngevechten georganiseerd:
‘Net-alsof-gevechten’ . In het begin waren dat wilde gevechten waaraan een heleboel ridders meededen. Zo’n gevecht heette een mêlee. Er waren eigenlijk maar twee regels: 1. Je mocht een ridder in een veilig gebied niet aanvallen. 2. Je moest proberen een ridder niet echt te doden. Er vielen veel gewonden en soms ook doden.


Een harnas gaf een betere bescherming. Maar een harnas was heel zwaar. Het woog wel 40 kilo. Daarom droegen ridders zo’n harnas alleen als ze op hun paard zaten. Om op het paard te komen met een harnas aan, gebruikte men een soort takel. Een harnas bestond uit allemaal losse stukken. Ze werden vastgezet met riemen. Een ridder kon dat niet zelf.
Zijn schildknaap hielp hem daarbij.


Ridders hadden verschillende wapens om mee te vechten. De lans en zijn zwaard zijn het bekendst. Soms vochten ridders met een stok met een ketting en een ijzeren bal met punten eraan. Zo’n gevaarlijk wapen heette een strijdvlegel. 
Ridders, maar ook het voetvolk gebruikten nog veel meer slag en steekwapens, zoals bijlen en dolken.


Het land bij het kasteel werd bewerkt door boeren. Ze verbouwden er graan of groente. De boeren in de Middeleeuwen waren erg arm. Een groot deel van hun oogst moesten ze afstaan aan de ridder of aan een andere eigenaar van het land.
Zelf hielden ze niet veel over. Maar als er gevaar dreigde, mochten de boeren schuilen binnen de muren van het kasteel. De ridder beschermde hen dan.


Een populair tijdverdrijf op een kasteel was de jacht.
Op groot wild werd gejaagd om af en toe vlees te kunnen eten. (Dat at men echt niet elke dag, want dat was te kostbaar.)
Ook werd er gejaagd met valken, waarbij ook edelvrouwen meegingen op jacht.
De kasteelheer had hiervoor een speciale valkenier in dienst, die de valken opleidde en verzorgde.


In de keuken van een kasteel was het van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat bedrijvigheid. Er moest voor heel veel mensen gekookt worden. Zeker als er een feest was, moest er extra veel en extra lekker gekookt en gebakken worden.
Het voedsel kwam vaak van lokale boeren en vissers. Vlees kwam van de jacht. Alleen de kasteelheer mocht jagen.
Op stropen stonden strenge straffen.


(Advertentie)
(Advertentie)

Als mensen aan ridders denken, hebben ze vaak een plaatje voor ogen dat je op de achterkant ziet.
Oorlog voeren in vol ornaat, met harnassen.
Natuurlijk kwam dat ook voor, maar er waren hele perioden van betrekkelijke rust in en om het kasteel. Wel werd er goed opgelet dat het kasteel veilig was.


Als je ridder wilde worden moest je ook de riddereed afleggen. Je beloofde dat je nooit zou laten zien dat je bang was.
Je moest je ook altijd aan je woord houden. Ook beloofde je om vrouwen, kinderen, bejaarden en priesters te beschermen en te leven volgens de regels van de Katholieke Kerk. Meestal werd je tot ridder geslagen door de kasteelheer. Hier doet de kasteeldame het.


Het zwaard van een ridder was heel persoonlijk. Hij droeg het altijd bij zich, ook in vredestijd. Hij kon er mee slaan en mee steken. Een zwaard was aan twee kanten scherp.
Als bescherming droegen ridders over hun tuniek een maliënkolder. Dat was een lang vest, gemaakt van hele kleine ijzeren ringetjes. Het kon de steken en slagen van een zwaard goed tegenhouden.


Handschoenen bij een harnas waren kunstwerkjes op zich. De vingers moesten goed kunnen buigen, zodat de ridder zijn zwaard goed kon vasthouden.
Ze bestonden dus uit een heleboel kleine plaatjes die met elkaar scharnierden.
Een volledige ridderuitrusting met een harnas en beschermplaten voor zijn paard kostte heel veel geld, dat een ridder zelf moest betalen.


De trebuchet en de slingerblijde waren geduchte wapens bij de aanval en verovering van een kasteel.
Ze konden zware stenen tegen de muren slingeren, maar ook brandbaar materiaal over de muur.
Op de afbeelding zie je ook een aanvalstoren en houten schotten, waarachter de aanvallers zich konden verschuilen.


Een kasteel was de plek waar een ridder woonde en/of waar hij zijn opleiding tot ridder had. Als je op het plaatje hieronder klikt lees je veel meer over de ontwikkeling van kastelen, de soorten en hoe zo'n kasteel nou precies in elkaar zat. De informatie die erin staat heb je nodig bij de puzzel.


Als je op het bovenstaande plaatje klikt ga je naar een uitgebreide site over kastelen.

Als een ridder ten strijde trok, deed hij dit soms om de eer van een adellijke ‘vrouwe’ te verdedigen.

Op de afbeelding knoopt zij een rode shawl om de arm van de ridder, zodat hij steeds aan haar kon denken.